 | Insekten verschenen: 1994 |
Omschrijving van de uitgever
Insekten mogen in veler ogen nietige wezens zijn, maar die nietigheid heeft intussen al wel vanaf de Schepping standgehouden. In zijn bundel Insekten voert Koos Geerds drieëndertig soorten uit dit oergeslacht op, van aaltje tot zijderups, van bidsprinkhaan tot wandelende tak, waarbij de doodgraver, de schaamluis en het schrijvertje niet worden vergeten.
Geerds vangt zijn ´nietige´ onderwerp in buitengewoon lichtvoetige, prachtig plastische beelden, waarin niettemin de grote levensvragen in het geding zijn. Want dat maakt deze bundel zo spannend: op de oerwereld van de insekten projecteert Geerds voortdurend de typisch menselijke worsteling met het levensmysterie, met liefde en dood, met het kwaad en het noodlot. Sommige gedichten voeren ons terug tot diep in het Cambrium, andere verwijzen naar ´de jongste dag´, wanneer ´over waan en faam de eindtrompet´ zal klinken.
De strofering is, zoals altijd bij Geerds, klassiek - er staan onder meer rondelen en sonnetten in deze bundel -, maar de wijze waarop Geerds zijn observaties en emoties vervlecht is veeleer barok.
Schrijvertje
Doodsangst reikt dieper dan de lichtval gaat,
de ogen zijn in optimale staat
om af te rekenen met het verraad
dat op de bodem loert, tot op de graad
weet hij de brekingsindex, geen hiaat
vertoont het lopend schrift, zaad vormt nazaat
tegen het blad; de schrijver peilt het kwaad
in elk verweer, antennes recht, verslaat
de doodsangst dieper dan de lichtval gaat.